zondag 21 april 2013

Apostolische vrijheid

1 Korinthiërs 9


De vrijheid van de apostelen
1 Ik zou zelf niet vrij zijn? Ik zou geen apostel zijn? Maar heb ik dan niet Jezus, onze Heer, gezien? Bent u niet het werk dat ik dankzij de Heer tot stand heb gebracht? 2 Ook al erkennen anderen mij niet als apostel, u zou het wel moeten doen, want u bent door uw geloof in de Heer het waarmerk van mijn apostelschap. 3 Ziehier mijn verdediging tegen wie zich een oordeel over mijn apostelschap aanmatigen. 4 Hebben wij geen recht op eten en drinken? 5 Zouden wij niet het recht hebben een gelovige echtgenote op onze reizen mee te nemen, zoals de andere apostelen, de broers van de Heer en Kefas? 6 Of zouden nu uitgerekend Barnabas en ik in ons eigen levensonderhoud moeten voorzien? 7 Wie gaat er nu op eigen kosten in krijgsdienst? Wie plant er een wijngaard en eet niet van de vruchten? Of wie hoedt er een kudde en drinkt niet van de melk? 8 Dit is niet alleen een algemene waarheid, het staat ook in de wet, 9 want in de wet van Mozes staat: ‘U mag een dorsend rund niet muilbanden.’ Maar bekommert God zich dan om runderen? 10 Of zegt hij dit om ons? Om ons natuurlijk, want het is ook om ons dat er staat: ‘Een ploeger en een dorser werken beiden in de hoop op een aandeel in de oogst.’ 11 Als wij geestelijke zaken onder u hebben gezaaid, is het dan te veel gevraagd dat we materiële zaken van u oogsten? 12 Als anderen hierop al aanspraak kunnen maken, kunnen wij het dan niet des te meer? We hebben echter geen gebruik gemaakt van onze rechten; integendeel, we verdragen alles, omdat we de verkondiging van het evangelie van Christus niets in de weg willen leggen. 13 U weet toch dat wie in de tempel dienstdoen daarvan leven, en dat wie aan het altaar dienen een deel van het offervlees krijgen? 14 Voor hen die het evangelie bekendmaken geldt hetzelfde: de Heer heeft bepaald dat zij door te verkondigen in hun levensonderhoud mogen voorzien. 15 Maar ik heb van geen van deze rechten ooit gebruikgemaakt, en dat schrijf ik niet om ze nu bij u op te eisen. Ik zou liever sterven. Geen mens zal me deze roem ontnemen. 16 Dat ik verkondig is niet iets om me op te laten voorstaan. Ik kan niet anders, en het zou me slecht vergaan als ik het niet zou doen. 17 Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht is mij toevertrouwd. 18 Wat is nu mijn loon? Dat ik het evangelie verkondig zonder er iets voor terug te vragen en dus geen gebruik maak van de rechten die de verkondiging mij geeft. 19 Vrij als ik ben ten opzichte van iedereen, ben ik de slaaf van iedereen geworden om zo veel mogelijk mensen te winnen. 20 Voor de Joden ben ik als een Jood geworden om hen te winnen. Ikzelf sta niet onder de Joodse wet, maar toch heb ik me eraan onderworpen om hen die er wel onder staan te winnen. 21 En voor hen die niet onder de Joodse wet staan, ben ik als iemand geworden die de wet niet heeft, om hen te winnen. Dit betekent niet dat ik de wet van God heb losgelaten, maar dat ik mij heb onderworpen aan de wet van Christus. 22 Voor de zwakken ben ik zwak geworden om hen te winnen. Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden. 23 Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen. 24 Weet u niet dat van de atleten die in het stadion een wedloop houden er maar één de prijs kan winnen? Ren als de atleet die wint. 25 Iedereen die aan een wedstrijd deelneemt beheerst zich in alles; atleten doen het voor een vergankelijke erekrans, wij echter voor een onvergankelijke. 26 Daarom ren ik niet als iemand die geen doel heeft, vecht ik niet als een vuistvechter die in de lucht slaat. 27 Ik hard mezelf en oefen me in zelfbeheersing, want ik wil niet aan anderen de spelregels opleggen om uiteindelijk zelf te worden gediskwalificeerd.

Ik heb de volledige tekst van hoofdstuk 9 van deze brief aan de Korinthiërs maar even neergezet. Dan blijft alles in zijn verband staan. Het gaat hier volgens de titel die aan dit stuk gegeven is, om de vrijheden die apostelen hebben. Wat er voor mij uitspringt zijn de verzen 6 en 12. In vers 6 geeft Paulus aan dat de apostelen recht hebben op eten, drinken en levensonderhoud. In vers 12 geeft hij echter gelijk aan dat hij dit niet doet om het verspreiden van het evangelie niet te dwarsbomen. Verspreiding van het evangelie was dus de hoofdtaak van de apostelen. Dat wisten we natuurlijk al, maar hier staat het toch nog even duidelijk omschreven. Hoe zit dat tegenwoordig? Is het nog steeds de hoofdtaak? Of gaat het tegenwoordig om andere dingen? Om hoe snel de gemeente groeit of hoe groot de gemeente aan het worden is? Wel of geen wetten uit het oude verbond?

Later verteld hij dat hij voor iedereen wel iets anders betekend. Voor de zwakken is hij ook zwak geworden, om zo hetzelfde als hen te zijn. Hij past zich aan de omstandigheden aan als een kameleon, om zo in elke situatie mensen te redden en het evangelie te verkondigen. Passen voorgangers zich heden ten dage ook nog steeds aan de mensen aan? Of profileren ze zich op hele andere manieren? En hoe kijken wij als 'toehoorders' daar tegenaan? Paulus deed er alles voor om de beloftes van het evangelie te ontvangen. Hij ging voor de volle winst. Zonder dingen te eisen waar hij eigenlijk recht op had. Dat is de vrijheid van de apostelen.....


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Aanbevolen post

Elke dag sterven we.

De bijbel staat vol met geweldige teksten. Teksten voor bemoediging, voor troost, hoop, of gewoon om je geluk te delen. Maar de bijbel beva...